Voor leerlingen die extra uitdaging willen, is het gymnasium een goede keuze. Op het gymnasium krijgen de leerlingen dezelfde vakken als atheneumleerlingen, maar daarnaast ook Latijn (vanaf de brugklas) en Grieks (vanaf de tweede klas). In de bovenbouw krijgen de leerlingen GLTC (Griekse en Latijnse taal en cultuur), waarbij ze aan het einde van de vierde klas aan de slag gaan met echt Grieks en echt Latijn en zich daarnaast verdiepen in de geschiedenis en cultuur van beide talen. Verder krijgen zowel de leerlingen bij Grieks als bij Latijn één uur in de week les over de geschiedenis en cultuur van de stad Rome ter voorbereiding op de reis naar Rome in de vijfde klas.
Maar waarom zou je die twee talen leren, die ruim 2000 jaar geleden gesproken werden? Omdat het nut heeft en nog leuk is ook! Latijn en Grieks leren is vooral ook puzzelen om een zin goed te vertalen. Maar dat levert wel wat op! Door het worstelen met ingewikkelde zinnen leer je niet alleen die zinnen zelf te ontcijferen, maar train je ook in het algemeen je vaardigheid om ingewikkelde problemen op te lossen; of zoals men ook wel zegt: je krijgt een groter analytisch vermogen.
Onderwijs op het gymnasium is meer dan “atheneumonderwijs met twee extra vakken”. Leerlingen vragen om meer uitdaging en als docent moet je daar je antwoord op klaar hebben: sterker nog: je bouwt het in je les in. De leerlingen zullen de docent prikkelen om buiten de gebaande paden te treden.
De gymnasiumleerling heeft een brede kennis en is actief op zoek naar kennis. Die leerling is dus zelfstandig, maar ook kritisch over wat je te bieden hebt. De gymnasiumleerling is een onderzoekende denker. De docent moet daar zijn onderwijs op aansluiten; die differentieert en wisselt af en zoekt zowel de diepte als de breedte van zijn vak. De docent laat de leerlingen dwarsverbanden ontdekken en uitpluizen. Hiermee zorgt hij dat hij de leerling prikkelt, zodat deze kan excelleren.
Klik hier voor de gymnasiumfolder.
Extra vakken:
LATIJN
In de gymnasiumbrugklas begint het leren van Latijn. Het is een heel andere taal dan het Nederlands. De vorm die een woord heeft, de naamval, is waar je op moet letten bij het vertalen. We leren in dit eerste jaar alle naamvallen die er zijn in het Latijn en we beginnen rustig met het vertalen van eenvoudige teksten. Daarvoor moet je natuurlijk ook woordjes leren, net als bij andere talen. De teksten die je moet vertalen zijn gebaseerd op de Romeinse mythen; spannende verhalen over goden en helden. Je leert dit jaar ook veel over de Romeinse godsdienst.
In de tweede klas worden de grammaticaregels iets ingewikkelder, net als de teksten die we vertalen. Dit jaar leren we meer over het ontstaan van Rome en over het dagelijkse leven van de Romeinen. In de derde klas volgen we de geschiedenis van Rome tot aan de beroemde Julius Caesar. Aan het eind van de derde klas heb je al een groot deel van de grammatica gehad. Je kunt er dan voor kiezen om in de bovenbouw door te gaan met alleen Latijn of alleen Grieks, maar natuurlijk ook met allebei de vakken.
Bovenbouw
In de bovenbouw lezen we eerst verder over de keizers van Rome en behandelen we de laatste grammatica. In de laatste periode maken we de overstap naar het lezen van authentieke Latijnse teksten. Ook in de vijfde klas gaan we hiermee verder en lees je een aantal beroemde teksten. In je laatste jaar ben je het hele jaar bezig met de eindexamenauteur. Dit onderwerp wordt door CEVO vastgesteld en wisselt elk jaar.
GRIEKS
Je begint in de tweede klas met Grieks. Je hebt dan al veel regels van de taal bij Latijn gehad en dat is dus wel handig! Je leert eerst de Griekse letters te schrijven en uit te spreken. Vervolgens ga je aan de slag met de grammatica van de taal en natuurlijk met veel woordjes. Ook is er veel aandacht voor de cultuur. We beginnen met de Griekse goden. Dan komt de helden Herakles en Theseus aan bod en daarna behandelen we de Trojaanse oorlog. Het einde van de Trojaanse oorlog behandelen we in de derde klas, gevolgd door de lange terugreis van Odysseus naar huis en de gewelddadige dood van Agamemnon. Aan het einde van de derde klas moet je kiezen of je Grieks of Latijn kiest of beide vakken.
Bovenbouw
In het begin van het jaar ben je nog bezig met het leren van de laatste grammaticaregels, maar in de laatste periode ga je voor het eerst écht Grieks lezen. Die teksten zijn zo’n 2500 jaar oud. Het is dus wel erg bijzonder dat wij diezelfde teksten nog kunnen lezen! In de vijfde klas ga je hiermee verder. Je leest bijvoorbeeld de verhalen van de geschiedschrijver Herodotus, die de Griekse geschiedenis tot leven laat komen. Ook Homerus en zijn verhalen rondom de Trojaanse oorlog passeren de revue. En aangezien de filosofie ontstaan is bij de Grieken, is ook een stukje filosofie niet weg te denken uit het curriculum. In je laatste jaar ben je het hele jaar bezig met de eindexamenauteur. Dit onderwerp wordt door CEVO vastgesteld en wisselt elk jaar.
GLTC
In de vierde en vijfde klas verdiep je je verder in de Griekse en/of Romeinse cultuur en in de geschiedenis van Rome. Bij Grieks krijg je in drie periodes de Griekse geschiedenis uitgelegd: de Archaïsche, de Klassieke en de Hellenistische periode. Per periode behandelen we de belangrijkste uitingen in de cultuur: de Griekse vazen, tempels en beelden. Bij Latijn verdiep je je in de Romeinse portretkunst, beeldhouwkunst en bouwkunst. De leerlingen met Latijn beginnen aan het begin van de vierde klas met de voorbereidingslessen op de Romereis, bij Grieks aan het eind van de vierde klas, omdat zij eerst nog de geschiedenis van de Griekse cultuur behandelen. In de Romelessen behandelen we de geschiedenis van Rome van begin tot eind, waarbij we veel aandacht besteden aan de gebouwen en de kunstwerken die tot op de dag van vandaag in Rome te bezichtigen zijn. Als je dan aan het einde van de vijfde klas in Rome bent, kun je alles wat je de afgelopen jaren geleerd hebt tot leven zien komen!